Vrouwen met klachten verdwalen nog altijd te vaak in het medisch circuit. Ze ondergaan onderzoeken, praten met specialisten, krijgen geruststellende woorden, maar zelden een duidelijke diagnose. De oorzaak? Veel medische kennis is nog steeds gestoeld op onderzoek bij mannen. En dat heeft grote gevolgen.
Het vrouwenlichaam is complexer — niet omdat vrouwen ingewikkeld doen, maar omdat ze anders in elkaar zitten. Hormonen, mentale belasting, en het samenspel tussen organen zorgen voor andere klachtenprofielen en andere risicofactoren. Toch ontbreekt het nog aan diagnostische tools die daarop inspelen. En zolang we vasthouden aan een mannelijke standaard, blijven we belangrijke signalen missen.
Vrouwen hebben bijvoorbeeld veel vaker te maken met angststoornissen, depressies en PTSS. Niet zelden zijn deze psychische klachten de vonk voor lichamelijke ontregeling. Denk aan het stressinfarct of het gebroken hart syndroom. Maar als een vrouw met hartklachten op de eerste hulp belandt, wordt ze nog te vaak afgescheept met: “U heeft het vast gewoon druk.” Of erger: “Misschien zit het tussen uw oren.” Onzin. Het zit tussen hart en hersenen. En dat is medisch verklaarbaar. Zonder diagnose is er geen richting. Geen behandelplan. Geen begrip. En dat maakt het herstelproces frustrerend en eindeloos. Tegelijkertijd kost deze onduidelijkheid de samenleving miljarden euro’s per jaar, onder andere door langdurig ziekteverzuim.
Toch is er terughoudendheid bij artsen én beleidsmakers om te ‘labelen’. Men is bang voor overmedicalisering, voor te veel diagnoses, voor ‘etiketten’. Maar ik geloof dat we juist meer diagnoses nodig hebben — niet om mensen in hokjes te stoppen, maar om ze verder te helpen. Een label is geen stigma, maar een startpunt. Het biedt erkenning, maakt behandeltrajecten mogelijk en geeft grip. Juist voor vrouwen is dat essentieel. Want zolang we hun klachten niet kunnen plaatsen, blijven ze onbegrepen.
Idealiter is een label gekoppeld aan een herkenbare, medische onderbouwing. Maar zelfs zonder sluitend pathofysiologisch bewijs kan een voorlopige werkdiagnose al veel betekenen. Voor de patiënt én voor de arts. Het geeft richting aan zorg, ruimte aan onderzoek, en bovenal: rust aan de vrouw in kwestie. Het is tijd dat we vrouwelijke gezondheid serieus nemen. Dat we investeren in betere diagnostiek, inclusief vrouwen in wetenschappelijk onderzoek, en oog hebben voor het hele plaatje — lichamelijk én mentaal. Want een diagnose is geen etiket. Het is een sleutel. Naar erkenning, inzicht en herstel.
Maar naast goede diagnostiek is er ook iets wat je zelf kunt doen. Want hoe verschillend vrouwenlichamen ook zijn, er zijn een paar harde cijfers die altijd richting geven aan je gezondheid. Daarom is mijn mantra: Ken je getallen. Wie zijn risicofactoren kent, staat sterker in het gesprek met de arts en kan eerder bijsturen. Hieronder vind je de belangrijkste waarden om in de gaten te houden:
- BMI (Body Mass Index): 18,5 – 24,9
- Buikomvang: < 80 cm (vrouwen)
- Bloeddruk: < 140/90 mmHg
- Nuchtere glucose: < 6,1 mmol/L
- Totaal cholesterol: < 5,0 mmol/L
- LDL-cholesterol: < 3,0 mmol/L
- HDL-cholesterol: > 1,2 mmol/L (vrouwen)
Ken je getallen. Want meten is weten – en weten geeft je regie over je gezondheid.